Mensen die zorg en ondersteuning nodig hebben, gebruiken vaak verschillende voorzieningen met elk een eigen bijdrage. En als je net iets meer verdient dan het minimum, stijgt de eigen bijdrage al gauw tot grote hoogte. Mensen met een jaarinkomen van, €35.000 betalen soms, €200 per maand en met een inkomen tot, €45.000 kan dit oplopen tot, €350 per maand. En aan dat iets hogere inkomen kom je al gauw. Het inkomen van de partner telt namelijk mee en als je een huis hebt in box 3 (en of het onder water staat, maakt dan niet uit) telt dat ook als vermogen mee. Veel toeslagen en kortingen zijn vervallen.
De eigen bijdrage stijgt soms voor mensen tot aan de kostprijs van de voorziening. Als je iets zelf koopt, wil je zelf kiezen bij welke winkel je dat doet en welke kwaliteit je dan kiest.
De kostprijs is per gemeente verschillend. Gemeenten maken prijsafspraken met leveranciers en dat gebeurt niet in de openbaarheid waardoor mensen maar moeizaam zicht krijgen op wat ze moeten betalen. Als na een paar maanden dan eindelijk de rekening wordt gepresenteerd, is dat vaak een koude douche.
Lokale willekeur
In de ene gemeente is de prijs voor een voorziening veel hoger dan in een andere. Mensen zijn afhankelijk van lokale willekeur. Gemeenten en zorgaanbieders spreken vooraf niet goed door met mensen wat ze moeten betalen voor de zorg. Dit financiële aspect moet een vast onderdeel van het keukentafelgesprek zijn. Mensen komen dan niet voor onverwachte verrassingen te staan.
Gevolgen
Als de kosten voor de ondersteuning te zeer stijgen heeft dat ernstige gevolgen: mensen zien af van zorg, waardoor het slechter met ze gaat. Ze huren de zorg soms zwart in, waardoor ze niet meer verzekerd zijn van zorg. Dat is een prikkel voor belastingontduiking! Vaak zien mensen ook af van werken als het vervoer te duur wordt.
Zaterdag 19 september besteedt het VARA programma Kassa aandacht aan de toestanden rond de Wmo. Als eerste aan de orde is de gebrekkige informatievoorziening van gemeenten.