‘Neurodiversiteit’ is een term die je steeds vaker hoort. Daarmee wordt op een neutrale – niet medicaliserende – manier beschreven dat veel breinen afwijken van de norm. Denk aan autisme, ADHD, dyslexie, dyscalculie, TOS, NAH, Tourette en psychische aandoeningen.
In het onderwijs lopen uiteraard ook veel studenten rond met een neurodivergent brein. Toch gaan onderwijsinstellingen en docenten nog vaak uit van één bepaald soort (neurotypische) student, die assertief, communicatief en zelfstandig is.
De meedenksessie hebben we georganiseerd om van neurodivergente studenten zelf te horen waar zij tegenaan lopen bij het studeren. Wat zijn de grootste barrières? Hoe kijken ze aan tegen bepaalde voorzieningen, zoals de beschikbaarheid van rustruimtes en stilteplekken? En wat zijn hun aanbevelingen voor onderwijsinstellingen in het mbo, hbo en wo?
Onbekend maakt onbemind
Veel studenten noemen als belangrijke belemmering het gebrek aan kennis over neurodivergentie bij docenten, studentdecanen en examencommissies. Die hebben vaak een stereotiep en eenzijdig beeld van bijvoorbeeld autisme op basis van bekende autistische personen in de media. Terwijl in werkelijkheid de uitingsvormen van autisme – en andere vormen van neurodivergentie – per persoon sterk kunnen verschillen.
Studenten geven ook aan dat juist de onzichtbaarheid van neurodivergentie soms maakt dat ze steeds opnieuw moeten aangeven wat ze nodig hebben, of niet geloofd worden door docenten. Ook hebben ze te maken met vooroordelen of vervelende vragen en opmerkingen. Bijvoorbeeld een studente die van haar docent te horen krijgt dat ze de studie vanwege haar dyslexie “nooit gaat halen”. En studenten geven aan dat ze niet serieus worden genomen of dat hun ervaring wordt gebagatelliseerd:
“Mijn docent zei dat ik zo goed kon aangeven wat ik nodig had, dat ik het vast niet écht nodig had.”
“Ik kreeg de reactie ‘iedereen is wel eens autistisch of moe’. Meestal klap ik dicht als iemand zoiets zegt, ik weet niet hoe ik erop moet reageren. Dan krijg ik het gevoel dat ik me aanstel”.
De weg zoeken in een ondersteuningsdoolhof
Studenten willen graag kunnen aangeven wat zij nodig hebben. Maar dat is lastig als je niet weet welke voorzieningen er mogelijk zijn. Onderwijsinstellingen zouden een helder overzicht moeten aanbieden met voorzieningen en aanpassingen die zij kunnen regelen op verschillende gebieden (toetsing, stages, etc.). Op die manier hoeven studenten niet steeds opnieuw het wiel uit te vinden, en ontstaat er overzicht. “De hulpbronnen zijn nu echt een doolhof,” geeft een student aan. Een andere student vertelt dat de overgang van de middelbare school naar het mbo voor problemen zorgde, omdat ze de ondersteuningsmiddelen niet mocht meenemen.
Meer keuze in onderwijsvormen nodig
Ieder(in) vindt dat het onderwijs voor deze studenten veel beter toegankelijk moet worden. Bijvoorbeeld door flexibele en hybride vormen van onderwijs aan te bieden waar studenten zelf voor kunnen kiezen, zonder dat ze daar een speciale voorziening voor hoeven aan te vragen. Daarmee ondervang je ook het probleem dat studenten voor de toekenning van voorzieningen vaak afhankelijk zijn van een diagnose, iets wat niet altijd haalbaar is vanwege lange wachtlijsten of hoge kosten.
Verder hebben neurodivergente studenten behoefte aan een rustige plek op school, bijvoorbeeld om te kunnen studeren zonder prikkels of om zich tijdens de pauze terug te kunnen trekken uit een overvolle kantine of aula. Koptelefoons en schermen kunnen ook helpen om prikkels uit te sluiten.
Aanbevelingen voor het onderwijs
Op basis van de input van de studenten formuleerden we samen met JongPIT, LSVb, ISO, JOBmbo en ECIO zes aanbevelingen voor onderwijsinstellingen. Die kun je hieronder downloaden.
Wil jij deze punten ook aankaarten bij jouw onderwijsinstelling? Deel dan de infographic met jouw studentenraad, opleidingsbestuur of studentdecaan. En je staat er niet alleen voor! Neem contact op met l.vlagsma@iederin.nl als je wil overleggen over hoe je dit kunt aanpakken, of in contact wil komen met andere studenten.